Over initiatie en loslaten

Op 23 februari 1979 werd ik in India discipel van Bhagwan ‘Osho’ Rajneesh, compleet met een nieuwe naam: Swami Deva Sagaro (Swami Goddelijke Oceaan). Ik was toen 32 jaar, in Poona als journalist voor het Algemeen Dagblad met de opdracht die controversiële man met zijn seks-ashram en Rolls Royce te interviewen. Ik bleef er tweeënhalf jaar hangen en had er een gouden tijd. Subtropisch klimaat, heerlijk vegetarische eten, met liefde klaargemaakt in de ashram, meditaties, vernieuwende, baanbrekende psychotherapiemogelijkheden en de regel dat de meisjes de mannen vroegen en niet andersom. Een heerlijk nieuw patroon als je tenminste een aantrekkelijk type was.

Maar er speelde meer. Bhagwan was mijn ideale vaderprojectie. Grijswit haar, half kaal, slim, grappig, erudiet en onorthodox. Hij had een wonderlijke smetvrees en was in mijn latere beleving op een machtstrip waarin hij geen enkele concurrentie toe liet. Het fiasco van zijn latere commune in het Amerikaanse Oregon in 1985 vond ik geheel toe te schrijven aan zijn onhandige arrogantie in combinatie met klinkklare leugens. Het leuke was ondertussen dat hij van liegen altijd een sport gemaakt had, omdat hij terecht stelde dat er geen Waarheid bestaat: alles is immers interpretatie. Dat maakte zijn neergang niet minder pijnlijk voor zijn toegewijde discipelen. Ik schreef in juli 1985 nog radeloze brieven aan het management van de Rajneesh Foundation vol geschokte waarnemingen met suggesties voor verbeteringen maar dat was parels voor de zwijnen gooien. Ik kreeg een brief terug met de suggestie dat ik mijn mala (discipelketting plus medaillon met foto van de meester) kon inleveren. Mijn gelijk kwam met de ineenstorting van het hele project in september 1985 maar het maakte me niet gelukkig. Ik had liever ergens in de wereld een beveiligde wijkplek gezien, waar experimenten met meditatie, liefde, Tantra en ecologie serieus genomen konden worden.

Even leek daarna het Indiase Poona opnieuw een kans te maken op het label ANKERPUNT VOOR IDEALISTISTEN, maar nee, de in januari 1987 gerepatrieerde meester stelde dezelfde gecorrumpeerde clan therapeuten en boekhouders aan die Rajneeshpuram (die Amerikaanse ashram)  verziekt hadden. Die onderling heftig concurrerende therapiebojo’s mochten voortaan prettig herkenbaar rondlopen in zwarte jurken, de rest moest in gewoon rood of paars. Ook de ashramgebouwen werden zwart geschilderd (What’s in a colour?). Begin 1987 gooide ik gedesillusioneerd mijn mala zelf maar in mijn open haardvuur. Toen de meester op 19 januari 1990 overleed, ging ik toch voor een afscheidsbezoek terug naar Poona. Het voormalige clubhuis stond stijf van de regels, geboden en verboden, wonderlijke erfenis van een meester die ooit zo gepassioneerd vrijheid, rebelsheid en eigen denken propageerde. Ik dankte Chandra Mohan Rajneesh postuum innig voor zijn ongelofelijke vitale inspiratie en voor het feit dat hij mij geholpen heeft om mijn trauma vanwege mijn jong overleden vader een plek te geven. Maar opnieuw zoeken naar een andere goeroe, nee, dat zat er niet meer in.