Loading...
You are here:  Home  >  Kinder(voorlees)verhalen  >  Current Article

Kijken door de ogen van je kinderen

By   /   oktober 17, 2017  /   Reacties uitgeschakeld voor Kijken door de ogen van je kinderen

Streetfighter 1994

David van tien wil niet met Pappa mee verhuizen. En dat terwijl hij nu een logeerbedje heeft in de uiterst kleine slaapkamer van zijn vader. Maar meer ruimte wil hij niet.

Pappa heeft de makelaar aan de telefoon. Er wordt een groot huis aangeboden in de Columbusstraat. Ze spreken af, dat ze het laat in de middag gaan bezichtigen. David mag mee. Fijn! De makelaar heeft gezegd dat het mooi is en er is een tuin op het zuiden. En het is groot, zes kamers maar liefst. Pappa is en­thousiast: “Dan kan ik beneden een kantoor maken en kan ik eindelijk al die boeken in een behoorlijke boekenkast kwijt. En al die knipsels goed opber­gen. Heerlijk. En dan krijg jij ook einde­lijk een eigen kamer, David.” David knikt maar het is net alsof hij niet blij is. “Je kleine huis is toch wel heel leuk,” zegt hij. Pappa kan er niet veel goeds meer van horen. Zijn werk is drukker geworden en hij heeft allemaal belangrijke dingen gekregen die er niet in passen. “Dit huisje was alleen voor tijdelijk bedoeld en nu woon ik hier al vier jaar in. Ik heb meer ruimte nodig, echt.”

David loopt naar de computer. “Wil je Streetfighter met me doen, pap?” Hij gaat glimmend van plezier op pappa’s schoot zitten. Hij kiest de Chinese vetklomp uit en zijn vader neemt de Amerikaanse marinier. Pappa vindt het een rotspel. Hij houdt niet van slaan en schoppen al zijn het maar tegenstanders in een computerspelletje. En dat er bloed rondspat, vindt hij ook onfris. Toch spelen ze het zo nu en dan. Voor David is het leuk, want op het computerscherm kan hij zijn vader makke­lijk overwinnen. Ze laten hun vingers razendsnel heen en weer bewegen en dan springen de Kung Fu vechtersbazen huizenhoog. Ze beuken er op los. Pappa is langza­mer en onhandig, dus David wint wel vijf keer. Ook als ze andere mannetjes kiezen. Pappa grinnikt: “Ik ben beter met echte bokshandschoenen.”

Dat is waar. Pappa heeft van vroeger vier ouwe bokshandschoe­nen. Ze stinken vies van binnen, maar dat kan hen niets sche­len. Het ziet er reuze stoer uit en de klappen komen toch minder hard aan. Pappa gaat dan op zijn knieën zitten op een hoek van het bed zodat David bijna even lang als hij is. Dat jongetje is pas tien, maar be­hoorlijk sterk vooral als hij gaat maaien. Ze knokken altijd door totdat één van de twee van het grote bed afvalt op het kleine matrasje, wat er naast op de grond ligt. Dat is het bed waar David slaapt, als hij bij pappa logeert. Pappa’s huis is inderdaad zo klein dat David ook op pappa’s slaapkamer moet slapen. Als het boksen ter sprake komt, weet David ineens wat voor gevoel hij net had.

“Ik wil geen eigen kamer, pap,” zegt hij heel beslist. “Ik vind het zo veel gezelliger. Ik wil niet in een groot huis alleen zijn.” Pappa lacht: “Jij wilt direct bovenop mij kunnen springen als je wakker wordt. Begrijp ik dat goed?” “Ja,” zegt David. “Afgesproken,” belooft pappa. “Al heeft dat nieuwe huis tien kamers, jij krijgt geen eigen slaapkamer. Oké?”

Ze kijken allebei blij. Straks gaan ze naar de Columbusstraat. Daar kan niet veel meer fout gaan.

Den Haag, november 1994

    Print       Email

You might also like...

De Kloerenkwat

Read More →