(Een voorleesverhaal over integratie en moeizaam  invechten op een nieuwe basisschool)

David is klein en slim. En hij is een reuze knappe tekenaar. Toch heeft hij een probleem. Hij zit op een nieuwe school en hij wil iemand z’n vriend worden. Maar dat is niet makkelijk. O nee. David vindt het heel moeilijk. Bijna iedere dag als hij thuis komt uit school, is er wel iets waarover hij klaagt.

“Niemand wil mij gehoorzamen, mamma!”

Of hij vindt bijvoorbeeld dat de jongens in de klas te veel en te hard schreeuwen. Dan roept hij: “KAPPEN! BEKKEN DICHT!” maar niemand luistert er. En juf Marion vindt dat hij het verkeerde voorbeeld geeft en ze zegt: “Houd JIJ nou eens even je grote mond, jongen!”

Dan wordt David oerdriftig. Hij wou immers alleen maar de juf helpen. Ja toch? Zijn gezicht staat zwart. Nijdig smijt hij zijn stoel tegen het tafeltje. Beng! De stoel valt met een klap schuin tegen de vensterbank. En de mooie moerasplant valt om. De pot breekt en het water druipt van de vensterbank af. Er zijn een paar van die sierlijke stengels gebroken. O jee. Iedereen kijkt naar David. Lange Lucien roept: “Eikel!” En Rudy die toevallig zelf ook echt wel een rotjongetje is, zegt schijnheilig: “Wat is David een stommeling, hè juf?” Dan wordt David zo woest, dat hij gewoon iemand zou kunnen ver­moorden. Of zelfs de hele wereld.

“Ga jij maar even op de gang schreeuwen, schreeuwerd!” zegt de juf geïrri­teerd, want David wil helemaal niet meer luiste­ren naar haar. Naar niemand eigenlijk. ‘Ik heb alleen maar vijanden, helemaal geen vrienden,’ denkt hij wanhopig.

 

In de middagpauze is hij wel weer afgekoeld. Hij heeft in het overblijflo­kaal zijn boterhammen opgegeten en dan gaat hij naar het schoolplein. Er wordt geknikkerd en de grotere kinderen spelen volleybal. Hij staat gewoon maar een beetje toe te kijken. In de verste hoek van het plein zwiept een springtouw. Twee meisjes wachten op hun beurt. Eén ervan is Cindy, die in Davids klas zit. Vlakbij haar hangen Rudy en Berend rond. Ze hebben groen slijm in een plastic zakje, waar ze Cindy mee pesten. Eerst griezelt ze ervan, maar dan begin ze te schelden. “Rot op, lul!” zegt ze boos.

“Je zal je vader bedoelen,” jent Berend en onverwachts genie­pig duwt hij de helft van het slijm in Cindy’s nek. Brullend van het lachen rennen ze weg naar de open deur van het schooltrapportaal. Ze denken natuurlijk dat ze zo kunnen ontsnap­pen. Maar Cindy komt hen helemaal niet achterna, zoals ze anders wel doet. Per ongeluk hebben Berend’s nagels name­lijk een scherpe kras in haar hals gemaakt en ze is erg geschrok­ken van de pijn. Ze huilt zo hard en zo zielig, dat David opschrikt uit zijn dromerijen. Met lachende gezichten komen Berend en Rudy in zijn richting gerend. David weet niet wat er precies gebeurd is, maar hij vermoedt wel iets.

‘Die hebben Cindy weer eens gepest,’ denkt hij. Hij kent dat soort akelige lolletjes. Op school pesten altijd twee of drie kinderen samen één ander kind. Ze spreken iets samen af of ze zitten vals in elkaars oor te fluiste­ren. ‘Op wie zullen we vandaag gaan?’ Zo noemen ze dat op deze nieuwe school. Op iemand gaan. David is een beetje klein van stuk. Zo iemand pakken ze graag. Maar David kan er best twee tegelijk aan, omdat hij heel gemeen vecht, als hij echt boos wordt.

“Jij verliest je zelfbeheer­sing, joh!” heeft de hoofdmeester een keer gezegd, want David krabt en bijt en trekt keihard aan het haar van zijn vijan­den, als ze met hem vechten. David weet niet wat de hoofdmeester daarmee bedoelt en het kan hem niet schelen ook. ‘Zij waren begonnen,’ denkt hij. ‘Eigen schuld, dikke bult.’

Daar rennen Berend en Rudy, Berend voorop. Over de speel­plaats naar de open school­deur. Vlak daarbij staat David. Aan de andere kant van de speelplaats staat Cindy met een hand in haar schrijnende hals te huilen. Let op wat er nu gebeurt! David denkt niet eens na. Hij steekt razendsnel zijn rechter­voet vooruit. Berend klettert er overheen en valt heel hard op de grond. Hij schramt zijn handen aan de ruwe grijze tegels. AU! Maar het wordt nog erger. Rudy kan niet op tijd afremmen en hij botst keihard op zijn liggende vriendje. Per ongeluk trapt hij met zijn schoen midden in het gezicht van Berend. Het bloed spat uit Berends lip. O, o… Dat heeft hem ECHT heel zeer gedaan. Alle kinderen op het schoolplein kijken. David staat er als een slaapzak bij. Hij weet niet wat hij moet doen. Dit had hij niet bedoeld. Tenminste, niet ZO erg. Op het rumoer komt de hoofdmeester aangerend. Berend gilt als een varkentje dat geslacht wordt.

“Hij lijkt ook op een vet varkentje,” heeft David een keer tegen zijn moeder verteld. Berend heeft trouwens een ouder broertje in groep acht, die Berend altijd Big of Biggenkop noemt. Dát heeft juf Marion iedereen in Davids klas uitdruk­kelijk VERBODEN. Met dat scheldwoord krijg je namelijk Berend heel makkelijk aan het huilen. Want hij schaamt zich om zo dik te zijn. Hij kan daar niets aan doen. Zijn moeder is ook heel dik. Ze hebben een soort ziekte, heeft de juf uitgelegd. Maar David vindt Berend helemaal niet zielig. Hij haat Be­rend. Daarom heeft hij een voet tussen Berends rennende benen gestoken. Zonder erbij na te denken. Ook een beetje om Cindy te helpen. Hoewel Cindy nooit iets met hem samen wil doen. Ze speelt alleen met de andere meisjes uit de klas en ze zegt bijna nooit iets tegen David. Nu is zij van de schok door al het bloed op Berends gezicht helemaal haar eigen verdriet vergeten. Rudy is beverig opgestaan en kijkt rade­loos en met een vuurrood gezicht van ontzetting naar zijn krijsende vriendje. Waar­schijnlijk heeft hij niet eens dat stiekeme struikelvoetje van David gezien. Maar David zelf vreest de wraak die komen gaat. ‘Oei! Ik zit in de moeilijk­heden,’ denkt hij benauwd.

De hoofdmeester heeft gauw gezien wat er gedaan moet worden. “De snee moet gehecht worden in het ziekenhuis,” zegt hij heel beslist. Hij geeft Berend zijn zakdoek om tegen zijn mond te houden en zet hem op de bank tegen de muur bij het volleybalveld. Dan gaat hij een taxi bellen en de moeder van Berend. Juf Marion komt haastig naar buiten. Haar gezicht staat boos en wanhopig tegelijk. ‘Wat is dit een moeilijke klas,’ denkt ze voor de zoveelste maal en haar stem klinkt schril en ongelukkig: “Wat is er NOU weer gebeurd?”

Lucien is naast haar gaan staan, alsof hij de baas van de school is. Hij trekt een streng gezicht en wijst met een beschuldigende vinger naar David. Het schijnt, dat hij alles gezien heeft. “Het is Davids schuld. Die heeft Berend pootje gelicht!” David is zo bang voor wat er gebeuren gaat, dat hij wel MOET liegen gewoon. “Nee hoor, helemaal niet,” piept hij. “Het is iedereen zijn schuld…”

Gelukkig voor hem is er een lange Turkse jongen uit een hogere klas bij het groepje komen staan, die zich er ook mee bemoeit. Hij legt uit wat HIJ gezien heeft, steeds wijzend met zijn vinger: “Die daar (Rudy) viel met zijn schoen in het gezicht van die daar (Berend), toen die (Berend) al gevallen was. Het was een ongeluk, juf.”

Je kunt goed zien dat Rudy enorm opgelucht is. Stel je voor, dat HIJ de schuld gekregen had! Dan herinnert Cindy zich plotseling weer haar zere hals. Ze duwt haar blousekraag helemaal naar beneden en huilerig roept ze dat Berend haar gekrabd heeft. Iedereen ziet de rode striem en bovendien nog een beetje van het groene slijm. Dat is het bewijs.

“Wat zijn jullie toch een ettertjes!” snauwt juf Marion. Lucien vindt het ondertussen helemaal niet leuk, dat ze allemaal nu weer medelijden met Cindy hebben. Hij houdt niet van David omdat David heeft gezegd, dat hij Lucien nooit zou uitnodigen op zijn verjaardagsfeest. Daarom wil hij dat David nu extra straf krijgt. “Maar het is tòch Davids schuld!” klikt hij met harde stem. “Die heeft Berend pootje gelicht en daarom is Rudy over Berend heen gevallen!” Rudy is zo ontzettend blij dat het allemaal Davids schuld is en niet de zijne, dat hij David wil aanvallen. Juf Marion is echter sneller. Ze grijpt bliksemsnel Rudy’s arm en trekt hem achteruit. “Ben jij nu helemaal een haartje betoeterd!” roept ze. “Is het nu eindelijk uit?! Jullie gaan allemáál sorry tegen elkaar zeggen. Vooruit! Ik heb hier schoon genoeg van!”

Maar de kinderen willen niet erg meewerken. Ze begrijpen de juf natuurlijk ook verkeerd. Cindy protesteert onmiddellijk op een klaagtoon dat zij niks gedaan heeft en dat Berend en Rudy zijn begonnen. Rudy gilt: “Helemaal niet. Het was Berend zijn slijm! Ik heb niks gedaan.” David wil het liefste wegrennen. Naar huis. Naar mamma. En nooit meer terug naar die rotschool. Hij perst zijn lippen op elkaar van de teleurstelling. Niemand begrijpt hem. Nog maar net kan hij zijn tranen onderdrukken. De juf kijkt hem aan. “Nou, David?” vraagt ze pinnig. “Ga jij tegen Berend zeggen, dat het je spijt of niet?” David barst los: “Ik wou alleen maar Cindy helpen! En ik zeg alleen maar sorry als hij het ook zegt. Tegelijk!”

Maar Berend kan niet praten met die mond vol bloed. En hij WIL ook niets zeggen. Hij is heel bang voor het ziekenhuis. De snee moet gehecht worden. Hij weet nu al dat dat flink pijn gaat doen. En om heel eerlijk te zijn, hij vindt het eigenlijk heel vreselijk van die krab in Cindy’s hals. Dat had hij zo helemaal niet bedoeld. Want eigenlijk is Berend een beetje verliefd op Cindy. Maar het schijnt altijd ver­keerd af te lopen als je verliefd bent op iemand. Dat is op de televisie ook vaak. Hij zit stille­tjes te huilen. De zakdoek wordt doornat van het bloed en de tranen. Tringg! Daar gaat de schoolbel. De pauze is weer voorbij en de mid­dagles gaat beginnen. Juf Marion wijst naar de deur: “Naar binnen allemaal. We praten er straks wel verder over.”

Daar komt de taxi. De hoofdmeester gaat even mee met Berend in de auto. “Je moeder heeft door de telefoon beloofd dat ze op je wacht bij de ingang van het ziekenhuis,” zo stelt hij het ongeluk­kige dikke jongetje gerust. Onder druk gepraat over wat er gebeurd is, stroomt het plein leeg en de school vol. Cindy treuzelt een beetje bij de deur. En David? Die wil eigenlijk helemaal niet naar binnen. Nooit meer… Hij is de allerlaat­ste. Zijn ogen kijken naar beneden. Naar de zwart‑witte tegelvloer in de gang. Met heel langzame gebaren hangt hij zijn jack op. Plotseling ziet hij Cindy voor zich. Hun ogen ontmoeten elkaar. Wat is dat nu? Ze lacht naar hem. Bijna onhoorbaar fluistert ze: “Dankjewel David!” Natuurlijk heeft David dat gehoord! Het is net muziek in zijn oren. Direct klaart zijn gezicht op. Heel blij zegt hij: “Ik wou je verdedigen ” Het klinkt net als een echte ridder. Helaas heeft Lucien het ook gehoord. Wat is die jaloers, zeg! “Wacht maar,” fluistert hij dreigend. “Morgen zullen wij jou wel eens een lesje leren!”

Ach, op dit moment kan dat David niets schelen. Hij is gewoon nergens meer bang voor. Misschien kan hij wel Cindy’s vriend worden?! Liever was hij vriend met één van de grotere jongens uit de klas maar Cindy is ook goed. En wat er morgen gebeurt? ‘We zullen wel zien,’ denkt hij. Hij gaat lekker een tekening maken. Van ridders en monsters. Daar is hij heel goed in. Deze keer doet hij er een koningin met een kroon bij en met lang geel haar. Eigenlijk heeft Cindy wit haar. Maar wit, nee, wit kun je niet tekenen. Wit is geen kleur. Wit is het moeilijkste wat er is. En daarom maakt David het haar van de koningin gewoon geel.