Een jaar of veertien geleden moest ik een bestuurswijziging doorgeven bij de Kamer van Koophandel. Terwijl ik op mijn beurt wachtte, klonk er een steeds radelozer wordende stem achter het schotje links van mij. De K. van K.-klerk had er geen medelijden mee.
-Nee, meneer Achmed! Het bedrijf bestaat niet meer. Dat is toch duidelijk. De eigenaar van de onderneming is niet meer op dat adres ingeschreven bij de Burgerlijke Stand, noch ergens anders in deze stad. Bij ons controle-onderzoek was en blijft hij onvindbaar, dús!
-Wat is de controle-onderzoek?
-Dat zég ik toch? Geen gevestigde eigenaar, geen wettige procuratiehouder. Dus wordt wat ons betreft de onderneming ambtshalve uitgeschreven en daarom opgeheven.
-Ik begrijp niet. Tien mensen werken daar. De bedrijf bestáán toch?
-Meneer, als de eigenaar hier mét een legitimatie een verklaring overlegt, dat hij de onderneming ononderbroken heeft gedreven en een en ander ondersteunt met adequate financiële jaarstukken, dan communiceren wij pas weer.
-Ik begrijp niet goed.
-Ik ga mezelf niet nog eens herhalen, hoor.
-U zegt bedrijf niet meer. Maar wij wel werken. Hoe komen?
-De eigenaar dient hier spoorslags te verschijnen. Punt uit.
-Wát spoor moeten hij?
-Ja! Goedemiddag!
-O ja… Goedemiddag, menier.
Daar ging meneer Achmed. Dag, afgeblufte buitenlandse meneer. Had je maar beter Nederlands moeten leren.
Zit het alleen maar zo? Of moet de andere partij zich ook eens bijscholen? En een beetje méédenken bijvoorbeeld. Vragen een beetje anders tellen, andere woorden gebruiken, simpeler (“Wie is nu de baas? Waar woont uw baas nu? Wie schrijft op wat er betaald moet worden? Ik zal u een voorbeeld van een balans laten zien.” Enzovoorts).
En het is fijn als de ambtenarij een beetje op zijn woorden wil letten. AMBTSHALVE, ONONDERBROKEN, ADEQUAAT en SPOORSLAGS zitten helaas, maar begrijpelijk niet in de meeste buitenlandse hoofden. Het ambtelijke bedrijfsjargon wordt een buffer voor heel wat burgers, als men geen kans meer ziet de zaken behoorlijk uit te leggen. De ambtenaar herhaalt zichzelf en de gestresste klant “begrijpen niet meer” en dat is het. Punt uit?
Ik had haast en ik was blij dat ik aan de beurt was. Tegelijk wist ik me geen raad met al die plaatsvervangende schaamte. De rest van de dag liep ik er aan te denken. Had ik die Arabische man achterna moeten lopen om het even beter uit te leggen? Ja. En als een doekje voor het bloeden schreef ik toen dit stukje. Kortgeleden kwam ik nog eens bij diezelfde Kamer van Koophandel. Aardige man. Ik vertelde hem dit verhaal. “Ach, wij hebben ook geleerd,” zei hij. “Maar tja, sommige mensen blijven hun vooroordelen meenemen naar hun werk.” Bij het afscheid gaven we elkaar een hand en toen vroeg ik hem naar zijn naam, omdat ik dacht het verkeerd verstaan te hebben. Het was Mansour Amadhi. Of zoiets.
PdH