Loading...
You are here:  Home  >  Recensies  >  Current Article

Het Kwade als functioneel Engelenoffer in het Manicheïstische Christendom

By   /   november 15, 2014  /   Reacties uitgeschakeld voor Het Kwade als functioneel Engelenoffer in het Manicheïstische Christendom

Manicheans
Het Goede hoort het Kwade te vuur en te zwaard te bestrijden en te overwinnen. Zeggen de dogmatische fanaten. Binnen het vroeg christelijke Manicheïsche Christendom werd een mild en veel lankmoediger beeld aangereikt: het Kwade is een functioneel engelenoffer, een wezensdeel van God.

De Manicheeërs vormden een vroegchristelijke stroming die als zijnde ketters zorgvuldig is uitgeroeid. In de afgelopen decennia zijn er, vooral in Egypte, gelukkig geschriften gevonden en ontcijferd die een licht werpen op de bevlogen missie van de stichter van deze beweging. Deze Mani, een in Zuid-Babylonië opgegroeide Pers leefde van 216-276 na Christus. Toen zijn inzichten steeds meer botsten met zijn Joods-christelijke milieu, vertrok hij weer oostwaarts totdat hij aan het hof van de Perzische koning, Sjappoer, gastvrijheid kreeg aangeboden en steun bij zijn missie. Helaas werd hij  op 60-jarige leeftijd door diens opvolger doodgemarteld.

Mani was een bevlogen kunstenaar en een dramatisch-poëtisch en lyrisch redenaar. Hij kon een wereldreligie van Arabië tot Siberië stichten omdat hij de eenheid van de bestaande religies benadrukte. Het Perzische Zonnewezen Ahoera Mazda, de Hindoeïstische Vishnoe, Boeddha en de Joodse Jezus zijn daarin allemaal manifestaties van dezelfde troostbrengende Lichtboodschapper, de bovenzinnelijke Christus. Men noemt daarom zijn twee werelddelen omspannende beweging een een syncretistische godsdienst. Mani kreeg makkelijk vertrouwen omdat binnen zijn gnostische denken ook het concept van reïncarnatie thuis hoorde èn omdat hij zijn aanhangers, de Manicheeërs,  voorhield om nooit iets aan te nemen op autoriteit van anderen maar uitsluitend af te gaan op de eigen, beproefde ervaring.
Die opvatting stond lijnrecht tegenover de structurerende, beperkende en belerende opvattingen van kerkvaders als Augustinus, die het Christelijke godsdienstbeeld domineerde aan het begin van de vijfde eeuw na Christus (en eigenlijk nog steeds). Volgens hem werd de ziel ten tijde van de geboorte door God geschapen. Daarna kon die ziel slechts een plek in de eeuwigheid verdienen als er keihard gewerkt werd volgens de morele religieuze principes die de kerk voor hem had opgesteld. Satan was de vijand, die de slappe mens verleidt tot een verkeerde wilsgerichtheid. De ware Christen werd  door dit dogma opgezadeld met een verbitterd afscheidingsdenken, waarbij ook het lichamelijke als een instrument van het Kwade werd afgezworen en verketterd. Zo ging ook de Westerse wereld een zwarte periode van levensontkenning in.

ERFZONDE

Na de Reformatie van Luther in de 16de eeuw bleek onze erfzondige ziel helemaal weinig kans op succes meer te hebben, omdat zijn bestemming (uitverkoren of niet) middels de predestinatiewetten -waar Augustinus al over sprak- grotendeels vast scheen te liggen. De vroege kerkvaders benoemden het kwaad als de afwezigheid van het Goede en daarmee werd het Goede de afwezigheid van de Kwade. Zo schiepen ze op hun concilies een statisch paradijsbeeld waarin de leeuw doelloos, grasetend naast het lam ligt en waar het Uitverkoren Volk eeuwig gelukkig is. Dit beeld vertoont een sterke verwantschap met het Boeddhistische Nirwana-plaatje. Stil,leeg, eindeloos. Maar moet zo’n voorspelbare, dodelijke saaiheid niet verstarren? Kwaad is er niet meer, nee, dynamiek, beweging ook niet, maar is dat nog leven?

Augustinus bestreed de Manichese ruimere opvattingen hardhandig, vooral waar Mani het oerprincipe van het donker zag als de verzelfstandigde schaduw van het Ene Licht. Augustinus probeerde juist God te ontlasten van elke verantwoordelijkheid van het kwaad; de mèns veroorzaakte alle kwaad. Mani vond slechts dat de mens zijn vrije wil moest benutten om liefdevol onderscheid te leren maken. Doordat hij hiervoor lankmoedig zelfonderzoek centraal stelde, is hij als een trendsetter voor moderne zoekers te beschouwen en niet alleen daarom. Hij was ook een overtuigd vegetariër en vroeg van zijn discipelen flink wat onthechtende ascese. Voortplanting raadde hij immers sterk af als een onnodige verlenging van lijden. Een interessant gegeven op een extreem overbevolkte aarde.

De God van Augustinus is een zelfgenoegzaam opperwezen dat de mens noch diens aanbidding werkelijk nodig heeft en gebodsovertredingen streng zal bestraffen. De God van Mani echter leert zichzelf in een nooit te voltooien schepping kennen via zijn groeigerichte gevoelsverkenner, de mens. De mens is Goddelijk en God geniet van hem; God heeft de mens nodig in Zijn verlangen om Zijn veelvoudige liefde optimaal en immens genuanceerd te ontvouwen.

EéN SCHEPPING

De Manicheërs stelden God gelijk aan en Eén met Zijn schepping en gelijktijdig er ook buiten. Door middel van de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn ontvouwt God zich. De mens wordt zo de belichaming van de heilige Geest. Vanuit de voor-christelijke belevingswereld kon men zich eenvoudig voorstellen dat het Zonnewezen zich met de Aarde wilde verbinden om deze te transmuteren. Troost brengende profeten lieten het Goddelijke als het ware ‘inlevend inwonen’ in hun wezen, waardoor ze vernieuwing in het denken van hun omgeving konden brengen. De Boddhisattva kon zo uit eigen Aardse ervaring spreken en verbonden blijven met de problematiek van de gewone stervelingen bij hun moeizaam onderscheid maken tussen Goed en Kwaad.

Mani reikte veel verder terug in onze wordingsgeschiedenis dan Genesis. Hij beschreef het voorwereldlijke Grote Begin als een eon van Eenheid, God als de Vader der Liefde. Allerlei wezens komen uit hem voort en aanbidden hem. Een volgende eon wordt ingeluid als God, zoals Rudolf Steiner het zegt: “het offer van een aantal Tronen niet langer meer wil aannemen.” Misschien is het duidelijker als je je voorstelt dat God een aantal engelen vroeg om op te houden met hem te aanbidden. Toegewijd als ze waren, brachten deze hoge wezens dat offer zonder de bedoeling ervan echter te begrijpen. Stel je voor hoe die lichtwezens moesten stoppen met hun proces van circulerende opnemende voeding en uitgaande dankbaarheid. Je ziet een beeld ontstaan van naar binnen keren, ze raken in zichzelf besloten. Ze verharden, verzwaren, verdonkeren, nemen vaste vorm aan. Ze doen zo materie ontstaan. De gaswolk wordt een planeet. In het licht van de schepping wordt een duistere vorm zichtbaar, de Aarde. Mani beschrijft dan hoe, ver voor Genesis, Ahriman, de Satan vanuit de duistere aarde, de lichtwereld aanvalt.

ONTSTAAN VAN DE MAAN

Ik moest ineens denken aan speculaties over het ontstaan van de maan. Een aanval van Satan? Was dat wel een kwade bedoeling? Ik stel me juist voor dat vanuit een diep verlangen om terug te keren naar de lichte oorsprong een deel van de aarde zich afscheidde, mogelijk na een botsing met een enorme komeet.. Een groot brok wervelde naar de zon, maar bereikte hem niet en viel terug in een baan om de aarde. Is zo bezien de maan aan onze hemel niet anders dan een intens teken van verlangen? En ook een voortdurend en troostend teken van groei en afname; een mystiek symbool van de reflectie van licht via een donker oppervlak?

Mani stelt alleen dat het goddelijke Licht op deze ‘aanval’ van het duister reageerde met het zenden van een tegenkracht. In Mani’s visie daalde de Goddelijke oermens, de eerste Christus, af naar het duister, naar de Aarde. Niet om haar kwaad te bestrijden, want in het milde Godsbewustzijn past het idee van straf niet. “Het liefdeoffer werd echter direct verslagen,” schrijft Mani en: “De vijfvoudige Lichtziel werd door de aardse demonen verslonden.”
Je wordt echter wat je eet. Het materiële duister wordt vermengd met het etherische lichte element. Je kunt daar makkelijk een Goddelijk plan aan ten grondslag zien. Pas als de Goddelijke mens incarneert, kan het Licht in contrast met het Donker aan zijn werkelijke bewustwordingsproces beginnen. Beiden leren door de opheffing van elkaars eenzijdigheid. Door het Goddelijke Liefde-offer kan het Kwaad op termijn weer worden omgevormd.

Mani omschrijft het Kwaad als een combinatie van toorn, hoogmoed, begeerte, haat en onverstand en hij zet daar geduld, deemoed, voorkomendheid, wijsheid en liefde naast. Het Kwade is dus functioneel en als een engelenoffer ingepast in de aardse omgeving, de kosmische strijd is verlegd naar de mens. De hoogste heiligheid is niet een natuurlijk gegeven maar een verworvenheid die pas kan ontstaan als er een wezenlijk vrije keuze kan worden gemaakt. De vrijheid om te kiezen (graag voor het Goede natuurlijk) en om op unieke wijze te kunnen groeien bùiten Gods voorspelbaarheid is het grootste geschenk dat het Goddelijke zichzelf heeft kunnen geven.

MANICHEïSCHE DENKEN EN ASTROLOGIE

Ik vergelijk dit Manicheïsche denken in aanvullende polariteiten nog maar eens met de astrologische principes van de dierenriem. Daar zie je terug hoe de tegengestelde krachten hun disharmonische werking verliezen. De methodische Maagd heft de chaotische wazigheid van Vissen op en Vissen geeft mededogen aan de kritische Maagd. Elke planeet geeft op mysterieuze wijze zijn specifieke, onmisbare kracht door aan de mens. Uranus zorgt er met zijn onvoorspelbare energie en plotselinge rebelsheid voor dat het Saturnale Godsprincipe getoetst en gepolijst kan worden. De transformerende mens gaat dan met die unieke astrologische blauwdruk van zijn geboortemoment aan de slag. Met talenten en handicaps, met kracht en tegenkracht leert hij het kwaad om te vormen door er in af te dalen. Zonder het kwaad te onderdrukken, zonder te pogen om het te bestrijden en daardoor te voeden, tracht de liefdevolle mens het kwaad in mildheid te verdragen. Zo kan er verandering in de materie komen en zal ook de aarde veranderen. Is het de bedoeling dat het donkere lichter wordt? Kunnen we ons in deze tijd daar niet iets bij voorstellen? De ijskap smelt en verdampt, de fossiele brandstof wordt in gas omgezet, de aarde wordt lichter gemaakt. Door het gat in de ozonlaag kan aardse druk ontsnappen naar de rest van de kosmos. Dit is even een ander filosofisch beeld dan de bezorgde ecologen ons qua doemscenario voorhouden, maar vast even prikkelend.

KWAAD IS GOED OP DE VERKEERDE PLAATS

Het Kwade is in Mani’s visie dus hooguit het Goede op de verkeerde tijd en de verkeerde plaats. Het heeft echter een nuttige, ankerende werking waardoor datgene wat naar het nieuwe streeft, niet kan doordraven in een dodelijke galop. Door de beweging, waarin wij de Yin-Yang principes zullen herkennen, wordt het zogenaamde Kwade vanuit zijn kern, de witte punt, steeds weer gestimuleerd in het eigen verlangen om uit die stroeve, statische saaiheid los te komen. Het zogenaamde Goede is zich door zijn kern, die zwarte punt, bewust van zijn verknochtheid aan de aardse genietingen en zal daardoor verbinding blijven houden. Dat zwarte treklijntje kunnen we alleen maar relativeren door zelfspot en humor en zo is er door het menselijk incarneren een heerlijk fenomeen aan de schepping toegevoegd.
De meeste Engelen en Demonen hebben immers, net als de meeste buitenaardse wezens, weinig humor. Aan gene zijde hoor je hooguit wat overledenen lachen, die in pijn geleerd hebben hoe je het zwarte op een speelse manier onschadelijk kunt maken, de kracht van fysieke verslavingen net zo goed als de dogma’s van de quasi-heiligheid…

In de meeste wereldreligies (het Manicheïsme was overigens niet veel liberaler) wordt het vrouwelijke element consequent geassocieerd met het donkere, met het verleidende kwaad. Ook daar kan correcte logica veel troost brengen. Komt immers niet alleen uit de vereniging van het mannelijk en het vrouwelijk het nieuwe voort? Ligt het dan niet voor de hand dat ook alleen uit de integratie van het Goede en Kwade de nieuwe mens kan ontstaan? Wonderlijk is het dan om mijn hedendaagse logica bevestigd te krijgen als ik over dit onderwerp Mani’s zeventienhonderd jaar oude geschriften lees.

In zijn boek Christendom van vrijheid en Liefde brengt de Haagse kunstenaar Roland van Vliet een antieke wereld aan het licht, die juist ook voor de niet-Christen wonderlijk actueel zal aandoen. Het voor mij meest ontroerende inzicht is het besef dat het kwaad zich vrijwillig geofferd heeft en dat het zogenaamde Kwade minstens op ons mededogen moet kunnen rekenen. Het offer moet opnieuw worden aangenomen. De mens moet een grens stellen wanneer hem  vroeg of laat een kenmerkende, beslissende keuze wordt aangereikt.Iets wel doen, niet weg lopen, een teken geven, stelling nemen tegen iets wat niet goed voelt, voor de Liefde.  Pas in de vrijheid van keuze is die liefde mogelijk, anders is zij niets meer dan moraliteit en plichtsbesef, gebaseerd op een ingeprente angst voor straf op een niet eens reële zonde.

PdH

Literatuur:
Christendom van vrijheid en Liefde
Roland van Vliet. Uitg. Kok, Kampen 1999.
Ik, Mani, apostel van Christus
John van Schaik e.a. Uitg. Vrij Geestesleven, Zeist 1994.

(Dit artikel is in 2000 gepubliceerd in het Tijdschrift BRES)

    Print       Email

You might also like...

EEUWIG VERVOLGDE JODEN

Read More →